Ondanks de vele overeenkomsten met het leven in andere concentratiekampen, waren er in kamp Westerbork ook een aantal opvallende verschillen. Het Duitse kampbestuur wilde voorkomen dat de gevangenen in Westerbork iets konden vermoeden van hun naderende lot. Daarom moest het leven in het doorgangskamp zo normaal mogelijk zijn en moesten gevangenen op allerlei manieren afgeleid worden. Zo werden er cursussen gegeven, werd er gesport en kregen de gevangenen de gelegenheid om hun eigen cabaretvoorstellingen en muziekuitvoeringen te organiseren. Er kon in Westerbork zelfs gewinkeld worden in het Lagerwarenhaus (LaWa). Hier konden onder andere kleine huishoudartikelen, cosmetische artikelen, speelgoed en heel af en toe bloemen gekocht worden. Betaald moest worden met speciaal Westerbork-geld. Dit geld kon niet alleen besteed worden in het Lagerwarenhaus, maar ook in de Lagerkantine. Hier kon men onder andere visjes, augurken, puddingpoeder en limonade kopen. In een wisselkantoor konden gevangenen hun laatste ‘gewone’ geld omwisselen voor de speciale biljetten van het kamp. ‘Gewoon’ geld was namelijk verboden in het kamp en de mogelijkheid om gewone valuta om te wisselen was een gemakkelijke manier voor de nazi’s om zich dit geld toe te eigenen.
Zie:
Go2War2